In deze bijlage leggen we uit hoe het ‘optellen’ van krachten en snelheden in zijn werk gaat.
Vectoren
Elke kracht of snelheid heeft een grootte én een richting, die we kunnen weergeven door middel van een pijl, ook wel vector genoemd. De richting van de pijl geeft de richting van de kracht of snelheid weer en de lengte van de pijl correspondeert met de grootte van de kracht of snelheid: hoe groter de kracht of snelheid, des te langer de pijl.
Optellen van vectoren
Twee vectoren F1 en F2 (krachten of snelheden) kunnen we bij elkaar optellen met de zogeheten parallellogram constructie tot een gezamenlijke vector F (kracht of snelheid). De som van de twee vectoren noemen we de resultante van de afzonderlijke vectoren ( krachten of snelheden). De afzonderlijke vectoren (krachten of snelheden) duiden we ook wel aan met de componenten van de resultante vector (kracht of snelheid).
Figuur 1. De twee afzonderlijke krachten F1 en F2 worden bij elkaar opgeteld volgens de parallellogram constructie tot één kracht F.
De parallellogramconstructie gaat ook op voor vectoren die in elkaars verlengde liggen.
Ontbinden van een vector
Omgekeerd kunnen we een kracht ook ontbinden in twee componenten volgens dezelfde parallellogram constructie. Voor de richting van de twee componenten kunnen we in principe elke willekeurige richting kiezen, maar meestal zullen die twee richtingen loodrecht op elkaar staan.
Figuur 2. Een kracht F, ontbonden in twee (loodrechte) componenten F1 en F2 op basis van de parallellogram constructie.
Naar paragraaf Training
.