In de bocht is elke afzet naar ‘binnen’ (naar links) gericht. Elke beweging die naar ‘buiten’ gericht is ligt dus niet voor de hand. Met de linkerarm op de rug beperken we ons daarom tot de armzwaai van de rechterarm.
De armzwaai is bedoeld als ondersteuning van de beweging van de romp (feitelijk van het bekken): de romp draait mee met het bekken als de inzetschaats tijdens de inzet de richting aanneemt van de volgende afzet.
De hoek waarover het bekken in de bocht draait is afhankelijk van de frequentie waarmee je de bocht loopt: hoe hoger de frequentie des te kleiner is de hoek. Bij hoge frequentie is die hoek uiteindelijk zo klein dat de armzwaai z’n betekenis verliest: in dat geval kun je beter de bocht lopen met de armen op de rug.
De voorwaartse rechter armzwaai ondersteunt de beweging van de romp van ‘boven rechter afzetbeen’ naar ‘boven linker inzetbeen’.
De armzwaai verloopt synchroon met de beweging van de romp als de verticale stand van de bovenarm samenvalt met het begin van de strekking van het afzetbeen.
Om te voorkomen dat de romp door de voorwaartse armzwaai te ver doordraait breken we de armzwaai af in de elleboog en stoppen de onderarm af vlak voor het gezicht.
Figuur 1. Voorwaartse armzwaai
De achterwaartse rechter armzwaai ondersteunt dekbeweging van de romp van ‘boven linker afzetbeen’ naar ‘boven rechter inzetbeen’.
Figuur 2. Achterwaartse armzwaai
Techniekaanwijzing
- Armzwaai komt van schuin rechts achter de romp
- Breek rechter armzwaai af in elleboog en stop als de rechter hand voor het gezicht is.
Voor schaatstechniek-oefeningen op het ijs verwijzen wij naar de paragraaf Schaatsoefeningen bocht
Naar paragraaf Ingaan bocht en baan lzp.