Een schaatser in de bocht wordt wel eens vergeleken met een wielrenner die een bocht rijdt: beiden ‘hangen in de bocht’.
Figuur 1. Hangen in de bocht
Om een bocht te kunnen nemen heb je centripetaal kracht nodig. De manier waarop de wielrenner centripetaal kracht opbouwt is een heel andere dan de manier waarop de schaatser dat doet.
Een wielrenner bouwt centripetaal-kracht op met ‘schuin hangen’ in de bocht, terwijl hij doortrapt om snelheid te houden.
Een schaatser bouwt bij iedere afzet centripetaalkracht op als onderdeel van de afzetkracht (de afzetkracht wordt verdeeld over een voorwaartse component om snelheid te houden en een zijwaartse component die de schaatser de andere kant opstuurt, dat is een centripetaal-kracht, voor meer details zie de paragraaf Zijwaarts vooruit).
Op het rechte eind gebruikt de schaatser de centripetaalkracht om de constante verandering van afzetrichting te realiseren, in de bocht om, geholpen door de techniek van het ‘pootje over’, de verandering van afzetrichting naar links te realiseren (lees: de bocht te kunnen lopen). Het opbouwen van centripetaal kracht door een schaatser is dus niet iets specifieks voor de bocht.
Ook het ‘schuin hangen’ van de schaatser is niet specifiek voor de bocht: een schaatser hangt bij iedere afzet schuin, afwisselend naar links en naar rechts op het rechte eind en, wederom dankzij de techniek van ‘pootje over’, alleen naar links in de bocht. Het ‘schuin hangen’ van de schaatser op zich is een gevolg van de combinatie van vallen en strekken: het hoogteverlies van de val wordt gecompenseerd door de strekking.
‘Hangen in de bocht’ in beeld.
Conclusie:
de aanblik is dus hetzelfde maar waar de wielrenner in de bocht schuin moet hangen om de bocht door te komen, past de schaatser de techniek van ‘pootje over’ toe om de inherent aanwezige centripetaal kracht te kunnen aanwenden om de bocht te lopen en gaat bijgevolg hangen in de bocht.
Hoeveel centripetaal kracht je per afzet nodig hebt om een bocht te kunnen lopen hangt af van de snelheid en de straal van de bocht.
Snelheid
De snelheid waarmee je de bocht ingaat bepaalt hoeveel centripetaal kracht je nodig hebt bij de eerste afzet van de bocht: hoe hoger de snelheid des te groter de centripetaal kracht.
Omdat de centripetaal kracht wordt geleverd door de afzetkracht, bepaalt de snelheid dus hoeveel afzetkracht je nodig hebt en daarmee hoe diep je moet zitten en / of hoe lang de afzet (of frequentie) in de bocht moet zijn. (Zie de paragraaf Afzet rechte eind voor de relatie tussen afzetkracht en schaatshouding).
Wat voor de eerste afzet geldt, geldt natuurlijk voor elke volgende afzet: de snelheid van elke afzet bepaalt de diepte van de schaatszit en de afzetlengte van elke volgende afzet.
Omdat de schaatshouding en de lengte van een afzet (nagenoeg) automatisch die van de volgende afzet bepalen, zijn de houding en afzetlengte van de eerste afzet rechts in de bocht (/ laatste afzet rechts op het rechte eind) leidend: gaat de eerste afzet goed dan gaat elke volgende afzet ook goed.
Straal van de bocht
Ook de straal van de bocht bepaalt de hoeveelheid centripetaal kracht die je nodig hebt: hoe ruimer de bocht hoe minder centripetaal kracht je nodig hebt.
Door de bocht in het begin minder scherp aan te snijden heb je minder centripetaal kracht nodig. Gaandeweg de bocht kun je iets meer afzetkracht en dus centripetaal kracht opbouwen waarmee je uiteindelijk weer dicht bij de cirkel kunt eindigen.
Bij het uitgaan van de bocht zou je kunnen overwegen om nog een extra bochtenafzet te realiseren terwijl je iets verder uitwijkt naar buiten toe. Bij die laatste afzet neemt de straal van de bocht iets toe waardoor minder centripetaal kracht nodig is en je iets meer voorwaartse kracht opbouwt
Met het omhoog komen in de bocht verstoor je de balans tussen de voorwaartse en de centripetale kracht om precies langs de blokjes te rijden en wijk je dus af van de gewenste bocht.
Techniekaanwijzingen
Hangen in de bocht
1. Ga zo diep zitten in de bocht als past bij de snelheid
2. Kom niet omhoog
3. Pa de lengte van de afzet in de bocht aan aan de straal van de bocht.
Voor schaatstechniek-oefeningen op het ijs verwijzen wij naar de paragraaf Schaatsoefeningen bocht
Naar paragraaf Zijwaarts vooruit.